Ieder seizoen heeft zo zijn ritueel. Al van oudsher hebben mensen rituelen om de overgangen in de natuur te vieren. Als het lente is vieren we dat er nieuw leven is; nestjes, lammetjes en frisse groene blaadjes aan de bomen. In de zomer trekken we er op uit, vakantie, festivals, buiten in de natuur zijn met anderen. Als de herfststormen over ons land trekken zoeken we elkaar op rond de warme kachel en genieten we van de oogst. In de winter richten we onze focus meer naar binnen toe om te filosoferen.
Rituelen zijn als ijkpunten in de tijd. Door de gezamenlijke handelingen en een sfeer die dat mogelijk maakt, voelen we ons verbonden met elkaar. Die verbondenheid helpt om te weten bij wie we horen en wat we belangrijk vinden. Dit alles creëert een gevoel van veiligheid.
Dagelijkse rituelen helpen ons om structuur te ervaren. Voor kinderen is het prettig dat ze weten dat er ’s avonds steeds op dezelfde manier gegeten wordt. Als ouder help je om dit vorm te geven door duidelijkheid te bieden over de vorm van het ‘eet ritueel’. Dit helpt om discussies over de manier van eten te voorkomen. Een gezamenlijke start en stop van de maaltijd helpt om voor kinderen duidelijkheid te scheppen over de tijd dat ze geacht worden om aan tafel te blijven zitten.
In de klassensituatie zijn rituelen ook een handig hulpmiddel om structuur en duidelijkheid te bieden.
Voor kinderen is het fijn als de dag begint met een ritueel welkom in de vorm van een welgemeende hand en oogcontact zodat elk kind zich echt gezien voelt. Evenals de afsluiting van de dag waarbij de docent bewust afscheid neemt en daarmee een punt zet achter het verblijven in de klas. Een serieus en gemeend “hallo” en “dag”.
Zo passen we dikwijls rituele handelingen toe die daardoor heel gewoon worden.
Soms kunnen rituele handelingen ons zo sterk bepalen en een gevoel van irreële veiligheid bieden dat we er last van krijgen. Dan spreken we van een neurose of een dwanghandeling.